Lager aanduidingen uitgelegd

Lager aanduidingen uitgelegd

Kogellager-aanduidingen vormen de “taal” waarmee specificaties van kogellagers worden weergegeven. Voor inkopers, engineers en technische diensten is het cruciaal deze aanduidingen te begrijpen om de juiste lagers te selecteren en te bestellen. Of het nu gaat om onderhoud, machinebouw of vervanging van een bestaand lager, een correcte interpretatie van de codering voorkomt fouten, stilstand en onnodige kosten. Tegelijkertijd kan het aanduidingssysteem op het eerste gezicht overweldigend lijken – de verschillende cijfers, letters en fabrikantspecifieke codes vormen een ogenschijnlijk chaotisch systeem. In dit blog leggen we de code stap voor stap uit.

Opbouw van een kogellager-aanduiding

De meeste kogellager-aanduidingen bestaan uit een combinatie van 3, 4 of 5 cijfers, vaak gevolgd en/of voorafgegaan door letters. Dit vormt de basis aanduiding, eventueel met voorvoegsels (prefixen) en achtervoegsels (suffixen). Internationale standaarden zoals ISO 15 en ISO 355 hebben de basis van dit coderingssysteem vastgelegd, waardoor de kern van de codering bij vrijwel alle merken overeenkomt.

Basisopbouw (ISO): Een typische basiscode voor een kogellager heeft de vorm A–BC–DE, waarbij:

  • A = het lagertype - een cijfer of letter die het type lager aangeeft, bijv. 6 voor eenrijig groefkogellager.
  • B = de breedteserie - een cijfer voor de verhouding van de breedte tot de boring..
  • B en C = vormen de afmetingsserie van het lager, die de verhouding tussen bore, breedte en buitendiameter klasseert.
  • DE = de boringdiameter code - twee cijfers die de binnendiameter aangeven.

A = Lagertypes:

  • 0. Tweerijige hoekcontact kogellagers
  • 1. Tweerijige zelfinstellende kogellagers
  • 2. Tweerijige tonlagers en tontaatslagers
  • 3. Kegellagers
  • 4. Tweerijige groefkogellagers
  • 5. Kogeltaatslagers
  • 6. Eenrijige groefkogellagers
  • 7. Hoekcontact kogellagers
  • 8. Cilindertaatslagers

B = Breedteserie

De breedteserie (het tweede cijfer in de code) geeft aan hoe breed het lager is ten opzichte van de boringdiameter.

  • Hoe hoger het getal, hoe breder het lager (bij dezelfde boring).
  • Voor kogellagers zijn de meest voorkomende breedtecijfers 0, 1, 2, 3:
    • = extra smal
    • 1 = smal
    • 2 = normaal
    • 3 = breed
Speciale series zoals 6700, 6800, 6900 (zogeheten dunringlagers) volgen een eigen systematiek. Ze hebben veel kleinere breedtes (en ook buitendiameters) bij dezelfde boring en worden niet gecodeerd met een apart breedtecijfer zoals hierboven. Daarom geldt die vergelijking niet voor deze types.

C = Diameterserie

De diameterserie (het derde cijfer in de code) geeft aan tot welke buitendiameterklasse het lager behoort.

  • Een hoger getal betekent een grotere buitendiameter bij gelijke boring.
  • Veelgebruikte waarden zijn 0 t/m 4:
    • 0 = extra klein
    • 1 = klein
    • 2 = normaal
    • 3 = groot
    • 4 = extra groot

BC = Afmetingsserie

De combinatie van B en C bepaalt samen de afmetingsserie van het lager.

  • Hogere BC-combinatie = groter en zwaarder gebouwd.
  • Lagere combinatie = compact of licht uitgevoerd.

Voorbeelden:

  • Code 6205:
    • B = 6 → eenrijig groefkogellager
    • Breedteserie 2, diameterserie 0 = licht uitgevoerd
  • Code 6305:
    • Breedteserie 3, diameterserie 0 = medium uitgevoerd

DE = Asgatdiameter

De boringcode geeft aan wat de binnendiameter van het lager is.

  • Vanaf code 04 en hoger: binnendiameter = code × 5
    • 05 → 25 mm
    • 12 → 60 mm
  • Onder 04:
    • 00 = 10 mm
    • 01 = 12 mm
    • 02 = 15 mm
    • 03 = 17 mm
  • Uitzondering voor kleine lagers (<10 mm):
    • 608 → boring van 8 mm

Voorvoegsels

Voorvoegsels komen minder vaak voor, maar als ze er zijn, duiden ze vaak op een speciaal onderdeel, materiaal of constructievorm van het lager. Voorbeelden:

  • F = met flens

  • K = conische boring of kooi met rollen (afhankelijk van het type)

  • SS, S of W = roestvast staal (RVS), afhankelijk van de fabrikant (bijvoorbeeld SKF gebruikt "W", anderen "SS")

  • HK = bijvoorbeeld bij naaldlagers: "HK" betekent een getrokken cup-naaldlager met gesloten behuizing


Achtervoegsels

Achtervoegsels komen juist zeer vaak voor en specificeren eigenschappen zoals speling, afdichtingen, kooi-opbouw en smeermiddel:

  • Lagerspeling (clearance):

    • C2 = minder speling dan normaal

    • C3 = méér speling dan normaal (vaak gebruikt bij hogere toerentallen of warmteontwikkeling)

    • Ook C4 en C5 bestaan voor nog grotere spelingen

  • Afdichtingen en afschermingen:

    • Z, ZZ, 2Z = metalen shields aan één of beide zijden

    • RS, 2RS = rubber afdichtingen aan één of beide zijden

    • Let op: benamingen kunnen per merk verschillen (bijv. SKF, FAG en NSK gebruiken soms andere afkortingen voor vergelijkbare afdichtingen)

  • Kooi-type (cage design):

    • M = massieve messing kooi

    • J = geperste stalen kooi

    • T, TN, TVH = kunststof (polyamide) kooi, al dan niet versterkt

    • De kooi beïnvloedt het gewicht, toerental en geschiktheid voor schokbelasting

  • Smeermiddel of speciale uitvoering:

    • Bijvoorbeeld MT33 = fabrieksvulling met speciaal vet (SKF: geschikt van -30 °C tot +110 °C)

    • Andere codes verwijzen naar extreme temperaturen, voedselveiligheid of lange levensduur

  Kay Verhalle     19-06-2025 16:10     Reacties ( 0 )
Reacties (0)

Geen reacties gevonden.